Wetgevende bevoegdheden
Hoe werkt het wetgeving proces?
Het Europees Parlement speelt een essentiële rol in de EU-besluitvorming als een van de twee medewetgevers van de EU, naast de Raad.
De overgrote meerderheid van de Europese wetten wordt gezamenlijk aangenomen door het Europees Parlement en de Raad, na een voorstel van de Europese Commissie. Deze procedure staat bekend als de normale wetgevingsprocedure of medebeslissing.
In sommige gevallen voorzien de Europese verdragen speciale wetgevingsprocedures, zoals raadpleging en goedkeuring, waarbij het Parlement niet op gelijke voet staat met de Raad zoals in de normale wetgevingsprocedure.
Het werk van het Parlement aan een wetgevende tekst begint wanneer het een voorstel ontvangt van de Europese Commissie, de instelling die de wetgeving initieert. Het voorstel wordt doorverwezen naar een commissie en een Europarlementslid wordt aangewezen om een verslag op te stellen. Dit lid staat bekend als rapporteur. Als de wetgeving brede onderwerpen behandelt, kunnen corapporteurs van verschillende commissies worden aangesteld.
Na debatten tussen vertegenwoordigers van politieke fracties en overleg op zoek naar een compromis, stemt de parlementaire commissie over het ontwerpverslag en wijzigt het eventueel. Wanneer de tekst herzien en aangenomen is in de plenaire vergadering, heeft het Parlement zijn standpunt bepaald.
De normale wetgevingsprocedure
De normale wetgevingsprocedure geeft het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie dezelfde wetgevende bevoegdheden op een groot aantal gebieden (bijvoorbeeld economisch bestuur, immigratie, energie, vervoer, milieu en consumentenbescherming).
De procedure werd ingevoerd onder de term medebeslissing bij het Verdrag van Maastricht (1992) en werd vervolgens uitgebreid en doeltreffender gemaakt door het Verdrag van Amsterdam (1999).
Met het Verdrag van Lissabon (2009) werd de herdoopte normale wetgevingsprocedure de belangrijkste wetgevingsprocedure van het besluitvormingssysteem van de EU.
Volgens de normale wetgevingsprocedure kan een wettekst maximaal drie lezingen in het Parlement doorlopen en kan hij alleen in werking treden als het Parlement en de Raad een akkoord bereiken over de definitieve formulering.
In feite zorgt deze procedure ervoor dat de leden van het Europees Parlement, als de rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van de Europeanen, de bevoegdheid hebben om de EU-regels vorm te geven en het EU-beleid te sturen in overeenstemming met de verwachtingen van hun kiezers.
Bijzondere wetgevingsprocedures
In het begin gaf het Verdrag van Rome van 1957 het Europees Parlement een adviserende rol in het wetgevingsproces; de Commissie stelde wetgeving voor en de Raad nam deze aan.
De invoering van de medebeslissingsprocedure en de geleidelijke uitbreiding van de prerogatieven van het Parlement met de daaropvolgende verdragswijzigingen hebben ertoe geleid dat sommige wetgevingsprocedures die in het verleden op grote schaal werden gebruikt, nu van toepassing zijn op een beperkt aantal gevallen.
Raadpleging
In het kader van de raadpleging kan het Europees Parlement een wetgevingsvoorstel goedkeuren of verwerpen, of er amendementen op voorstellen.
De Raad is niet wettelijk verplicht om rekening te houden met het advies van het Parlement, maar in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie mag hij geen besluit nemen zonder het advies te hebben ontvangen.
Deze procedure is nu van toepassing op wetgevingsgebieden zoals vrijstellingen voor de interne markt en het concurrentierecht.
Goedkeuring
In sommige gevallen bepalen het Verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dat het Europees Parlement zijn goedkeuring moet geven om een procedure te kunnen afronden.
Dat betekent dat het Parlement een voorgesteld besluit kan goedkeuren of verwerpen, maar het niet kan wijzigen. Als het Parlement zijn goedkeuring niet geeft, kan het besluit niet door de Raad worden aangenomen.
Wanneer nieuwe wetgeving ter bestrijding van discriminatie wordt aangenomen, is de toestemming van het Parlement vereist.
Hetzelfde geldt wanneer de Raad maatregelen aanneemt op gebieden waar EU-bevoegdheden niet expliciet zijn toegekend, maar die noodzakelijk zijn om de in de Europese verdragen vastgestelde doelstellingen te bereiken - dit staat bekend als de flexibiliteitsclausule van artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De goedkeuringsprocedure, die vroeger bekend stond als de instemmingsprocedure, is ook van toepassing op een aantal andere doeleinden naast het aannemen van wetgeving. Het Europees Parlement wordt om goedkeuring gevraagd voor internationale overeenkomsten waarover de Europese Unie onderhandelt, of voor overeenkomsten betreffende de toetreding tot of terugtrekking uit de EU van een land.
Daarnaast moet het Parlement zijn goedkeuring geven aan besluiten van de Raad op grond van artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin kan worden bepaald dat een EU-land een ernstige inbreuk op de EU-waarden dreigt te maken of reeds een ernstige en voortdurende inbreuk op de EU-waarden maakt.
Uitvoeringshandeling en gedelegeerde handelingen
Wanneer het Europees Parlement en de Raad een wetgevingshandeling aannemen, kunnen ze de Commissie de bevoegdheid geven om niet-wetgevingshandelingen aan te nemen die verband houden met die wetgevingshandeling.
Er zijn twee soorten niet-wetgevingshandelingen:
- uitvoeringshandelingen- waarbij de Commissie de voorwaarden wil scheppen voor een uniforme uitvoering van de wetgevingshandeling in alle EU-landen
- gedelegeerde handelingen - waarbij de Commissie wordt gemachtigd bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling aan te vullen of te wijzigen
Uitvoeringshandelingen
De uitvoeringshandelingen worden voorgelegd aan comités van deskundigen uit de EU-landen, terwijl het Parlement tijdens de procedure op de hoogte wordt gehouden en zijn recht op toezicht behoudt.
Op basis van een voorstel van de verantwoordelijke Parlementaire commissie kan het Parlement bezwaar maken tegen de ontwerpuitvoeringsmaatregel door te stellen dat deze de in de betrokken wetgevingshandeling vastgestelde bevoegdheden overschrijdt of op andere punten niet in overeenstemming is met de EU-wetgeving.
Het Parlement kan de Commissie verzoeken de maatregelen in te trekken of te wijzigen of een nieuw voorstel in te dienen volgens de toepasselijke wetgevingsprocedure.
Gedelegeerde handelingen
Gedelegeerde handelingen worden doorgaans gebruikt wanneer bepaalde elementen van de wetgevingshandeling regelmatig moeten worden aangepast om rekening te houden met de technische of wetenschappelijke vooruitgang. In de praktijk delegeren het Parlement en de Raad sommige van hun bevoegdheden als medewetgever, zodat besluiten snel en efficiënt kunnen worden genomen.
In overeenstemming met de bepalingen van de wetgevingshandeling kunnen het Parlement of de Raad besluiten een bezwaar in te dienen tegen een gedelegeerde handeling binnen een bepaalde termijn (over het algemeen twee maanden) na ontvangst van de kennisgeving. In dat geval kan de gedelegeerde handeling niet in werking treden.
Het Europees Parlement of de Raad kan ook besluiten de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie in te trekken.
Kan het Europees Parlement wetgeving initiëren?
De Europese Commissie heeft de bevoegdheid om de meeste wetgevingsvoorstellen op EU-niveau te doen.
Artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geeft het Parlement echter het recht om de Commissie te verzoeken een wetgevingsvoorstel over een bepaald onderwerp in te dienen.
Volgens een akkoord tussen het Parlement en de Commissie heeft de Commissie zich ertoe verbonden binnen drie maanden op een dergelijk verzoek te antwoorden. Als de Commissie besluit geen wetgeving voor te stellen naar aanleiding van het verzoek van het Parlement, moet zij haar standpunt aan het Parlement rechtvaardigen.
Binnen het Parlement kan het verzoek om nieuwe wetgeving voor te stellen worden ingediend door de commissie die verantwoordelijk is voor het onderwerp of door een of meer leden van het Parlement. De begrotingscommissie kan een mening geven over de financiële gevolgen van het voorstel.
Jaarlijkse en meerjarige programmering
In overeenstemming met artikel 17 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neemt de Commissie het initiatief tot de jaarlijkse en meerjarige programma's van de EU. Om dat doel te bereiken, stelt de Commissie haar werkprogramma op.
Het Europees Parlement werkt samen met de Commissie bij het opstellen van het werkprogramma van de Commissie en de Commissie dient rekening te houden met de prioriteiten die het Parlement in dat stadium kenbaar maakt.
Na goedkeuring van het programma door de Commissie overleggen het Parlement, de Raad en de Commissie en bereiken zij overeenstemming over een gezamenlijke verklaring waarin de doelstellingen en prioriteiten van de EU worden uiteengezet.
Gedetailleerde regelingen voor de samenwerking tussen het Parlement en de Commissie met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie zijn vastgelegd in het Kaderakkoord over de betrekkingen tussen de twee instellingen.